Frits Prakke

Ben ik een technologische chauvinist?

In Technisch Weekblad on maandag, april 2, 2007 at 18:43

Ben ik de enige Nederlander die een wat zwaar gevoel op de borst krijgt bij het lezen dat vandaag voor een som van 6,2 miljard Britse pond de definitieve overdracht heeft plaatsgevonden van Corus, waaronder de Koninklijke Hoogovens, aan de Indiase multinational Tata Steel? En dat gebeurt minder dan een half jaar nadat Akzo voor 9 miljard euro zijn farmaceutisch kroonjuweel Organon aan Amerikanen heeft verkocht, en Philips zijn trotse divisie halfgeleiders, inclusief 2000 R&D medewerkers, onder de nieuwe, nietszeggende naam NXP, aan Chinezen. Philips Semi-conductors was nota bene de opvolger van het baanbrekende onderzoek van het Philips Natlab en Leidse natuurkundigen in de jaren dertig op het gebied van radiobuizen en radartechnologie. In al deze gevallen lijken gezonde economische beweegreden te overheersen en er is nauwelijks sprake van een bedreiging van de werkgelegenheid. De vakbonden lijken zich anno 2007 volledig neer te leggen bij de ratio van het kapitaal. Maar toch.

Wordt ons technologisch erfgoed verkwanseld? Ben ik te sentimenteel om de zaken nog nuchter te kunnen beoordelen? Zelf heb ik zeker ook schuld omdat ik hier en elders vaak genoeg heb verkondigd dat technologische innovatie de internationale markten moet volgen. Maar ik ben ook chauvinist. Ik heb twaalf jaar geleden honderd gulden betaald voor een risicodragende “volksobligatie” om DAF Trucks te redden; en ik was, tot de laatste dag voor het faillissement, voorstander van staatssteun aan Fokker Aircraft. Beide standpunten moet ik nu inslikken. DAF heeft het onder de hoede van de Amerikaanse multinational PACCAR Inc. de laatste jaren economische en technologisch veel beter gedaan dan ooit denkbaar onder de hoede van het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken. Ik heb zelfs mijn honderd gulden teruggehad. De resterende sector vliegtuigbouw in Nederland is technologisch zo vitaal dat meer dan 300 studenten vliegtuigbouwkunde zich jaarlijks aanmelden in Delft, veel meer dan toen Fokker nog de nationale trots was.

Het traditionele innovatiebeleid gaat uit van Nationale Systemen van Innovatie (NSI). Ieder land innoveert op zijn eigen manier, op basis van door de eigen cultuur gedragen netwerken en tradities van langdurige samenwerking tussen de grote nationale ondernemingen, researchinstituten en de belangrijkste universitaire faculteiten. Dassault ontwerpt vliegtuigen op de Franse manier en Boeing op de, sterk verschillende, Amerikaanse manier. Daar zijn zeer interessante studies over gedaan door sociaal-psychologen. Indiërs zijn goed in software en Japanners in miniaturisatie, dankzij de cultuur en de specialisatie die wordt gedragen door het eigen NSI. De VS zijn kampioen grootschaligheid.

Voor Nederland betekende dit tot tien jaar geleden dat het innovatiebeleid gericht moest zijn op de behoefte van de grote zes multinationals met grote R&D laboratoria. Ook uit het overzicht in Technisch Weekblad van bedrijfs-R&D in Nederland blijkt die situatie nu sterk gewijzigd. Industriële R&D is veel meer gespreid en in toenemende mate internationaal. Er is sprake van elf ondernemingen met aanzienlijke aantallen R&D medewerkers. De grote elf! Maakt het voor hun werk veel uit dat hun baas in Mombai of Taipei woont? Ik ben misschien geen chauvinist, maar het Nederlandse innovatiebeleid moet wel wegen vinden om ondanks de internationalisering de netwerken tussen industriële R&D en het hoger onderwijs in stand te houden.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: