Door alle schandalen op de aandelenbeurzen en de voortdurende stroom van berichten deze zomer over de schade die aangericht is door de kale hebzucht heb ik even zin in iets echt helemaal anders. Geld maakt meer kapot dan je lief is, vooral als het heel erg veel geld is. De nieuwe economie heeft door gebrek aan maat het Internet kapot gemaakt, althans voorlopig. Er is toch iets mis als het kenmerk van een geslaagde ondernemer is, dat hij, of zij, net op tijd aandelen of opties heeft verzilverd voordat deze ook op de aandelenbeurs waardeloos bleken te zijn. Nee, nu iets helemaal anders.
Een aantal ontwerpers in de Verenigde Staten heeft zich laten inspireren door de natuur. Een team van informatici, biologen en werktuigbouwkundigen aan de Universiteit van California, Berkeley, probeert door een analyse van de vlucht van insecten en kolibries te komen tot een werkend ontwerp van uiterst kleine, vliegende robots. Een opdracht om jaloers op te zijn.
De gewone huisvlieg is technologisch een wonder. Hij is in staat zijn eigen gewicht te heffen en is wendbaarder dan enig straaljager. De vlieg wordt niet gehinderd door een gescheurde vleugel. Een landing op het plafond levert zoals bekend geen problemen op. Voortbeweging door klapwiekende vleugels is op deze schaal aërodynamisch verre superieur aan voortbeweging door propellers. De simpele fruitvlieg klapt zijn vleugels 200 keer per seconde, waarbij iedere klap uit drie onderscheiden bewegingen bestaat.
De ornithopter van Berkeley, ook wel entomopter genoemd, heeft vleugels van roestvrij staal die onder een microscoop gevormd moeten worden. Het gewicht bedraagt minder dan een tiende van dat van een cent. Berkeley heeft een vijfjarig contract voor $ 2.5 miljoen met DARPA, het Defense Advanced Research Projects Agency van het Pentagon. De militaire toepassingen zijn evident. Gebruik bij milieurampen of bij expedities naar Mars wordt ook voorzien.
DARPA financiert ook concurrerende ontwerpgroepen met ieder een geheel eigen aanpak aan de Universiteit van Toronto en het Georgia Institute of Technology. Slechts de ornithopter van Toronto is tot heden in staat gebleken echt te vliegen, maar deze groep staat nu voor de taak het gewicht te reduceren van een pond tot enkele grammen. Aan het einde van de looptijd van vijf jaar zal moeten blijken welke van de door DARPA gecontracteerde ontwerpgroepen de meest vooruitgang heeft gemaakt en als eerste in aanmerking komt voor vervolgopdrachten.
Is dit Amerikaanse onderzoek naar vliegende microrobots een voorbeeld voor het technologiebeleid in Nederland en Europa? De Europese Commissie heeft in juni 700 miljoen Euro beschikbaar gesteld voor nanotechnologie voor de komende vier jaar. Dit lijkt echter gericht op materialenonderzoek eerder dan op ontwerp. Naar Europees gebruik worden samenwerkingsverbanden tussen universiteiten en bedrijven beloond in plaats van ontwerpprestaties, input in plaats van output.
Misschien zou in Nederland een klein deel van de begroting van 650 miljoen Euro voor de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter, treurig voorbeeld van meer-van-het-zelfde, kunnen worden gereserveerd voor werkelijk alternatieve technologische benaderingen zoals ornithopters. Of laten we over de zomer als gezelschapspel andere voorbeelden van alternatieve technologie bedenken die passen bij de Nederlandse schaal. Dat leidt tenminste af van alle droeve berichten van Wall Street en het Damrak.