Frits Prakke

Archive for juni, 2006|Monthly archive page

Wat is de waarde van een topopleiding en wie betaalt?

In Technisch Weekblad on maandag, juni 12, 2006 at 23:24

Op mijn lagere school mocht de leerling die het hoogste cijfer haalde voor dictee of rekenen als beloning met groene inkt schrijven. Maar na de pauze op het schoolplein had die leerling zelden de meest knikkers in zijn zak. De vraag over het verband tussen onderwijspres¬taties en economisch succes is weer actueel. De Nederlandse regering lijkt het zeker te weten en stuurt op basis van het profijtbeginsel steeds meer aan op steeds hogere eigen bijdragen van studenten voor topopleidingen, MBA’s en HBO Mastersopleidingen. De VVD vindt dat studenten maar leningen moeten sluiten bij banken. De PvdA lanceert een plan om afgestudeerden meer belasting te laten betalen. Onderwijs op basis van het vooruitgangsideaal staat in Nederland op het punt ingeruild te worden voor onderwijs op basis van draagkracht. Hebben die plannenmakers nooit geknikkerd? De relatie tussen topopleidingen en inkomen is niet zo simpel.

In een elegant opgezet longitudinaal onderzoek probeert Adam Richman de vraag te beantwoorden wat de waarde is geweest van de opleiding voor 140 van zijn klasgenoten uit 1996 aan de Harvard Business School. Het collegegeld van deze ultieme topopleiding bedraagt $ 70.000 voor twee jaar. Om de vijf jaar beantwoorden zij de enquêtes van Richman over hun successen en mislukkingen op diverse gebieden. Een focusgroep van tien uit hun midden wordt intensief gevolgd met intensieve interviews en documentaires. Wat een prachtig onderzoek! Op de 10-year Class Reunion in 2006 blijken 5 van 10 zwaar slachtoffer te zijn geweest, vooral financieel, van de Internetcrisis. De andere helft zijn overlevenden. De diversiteit aan positieve ervaringen, inclusief boeken schrijven, liefdadigheid in de derde wereld en sociale projecten is werkelijk indrukwekkend. De bijdrage van de Harvard MBA ligt niet in de opgedane kennis, maar in het zelfvertrouwen en het besef na iedere crisis een nieuwe start te kunnen maken. De waarde van hun opleiding is meer psychologisch dan economisch.
Er zijn in de VS meerdere pogingen geweest de economische waarde van een MBA te bepalen. Aanvangssalarissen van afgestudeerden van topuniversiteiten liggen hoger. Bij een technische vooropleiding is dat effect overigens nog sterker. Beleggingsfondsen met een directeur met een MBA van een top-30 universiteit presteerden volgens onderzoek van Gottesman boven het gemiddelde. Maar ondernemingen met een CEO met een graad van een van de tien topuniversiteiten presteerden financieel niet boven het gemiddelde. Dus als deze MBA’s aan de top al meer verdienen dan hun collega’s is het niet verdiend.

Henry Mintzberg van McGill University in Montreal onderzocht in 2003 de carrières van de 19 academisch best presterende studenten van Harvard uit het jaar 1990. Zij mochten toen met groene inkt schrijven. Maar in 2003 waren tien daarvan volstrekt mislukt en vier waren twijfelgevallen. Slechts vijf van de 19 hadden een succesvolle loopbaan. Met een zak vol knikkers. Voor Mintzberg, zelf een topadviseur van grote ondernemingen, is dit het bewijs dat je in de collegezaal geen managers kan creëren, maar slechts “hubris”. In goed Hollands: praatjesmakers. Voor mij betekent het in ieder geval dat het verband tussen hoger onderwijs en inkomenspotentieel niet sterk genoeg is om in Nederland over te gaan op de financiering van topopleidingen op basis van de draagkracht van de student.