Frits Prakke

Posts Tagged ‘Innovatieplatform’

Kuifje in Innovatieland

In Technisch Weekblad on zondag, november 16, 2008 at 18:03

Een vaste waarde van de Nederlandse poldercultuur is dat belangrijke politieke besluitvorming achter dichte deuren plaatsvindt. En dat blijft zo. Daarom is er bij ons geen parlementaire discussie toegestaan over Irak. Wij kennen jammer genoeg ook geen traditie van politieke autobiografieën, zoals in de meeste volwassen democratieën. Daarom is het boek van Frans Nauta, Innoveren in het Centrum van de Macht, toe te juichen. Het is een openhartig verslag van zijn ervaring van 2003 tot 2005 als secretaris van het nationale Innovatie Platform (IP) onder het voorzitterschap van premier Balkenende.

Het boek leest als Kuifje in Innovatieland, spannend en brutaal. Het is niet politiek correct. Het is leerzaam. Maar het is on-Nederlands. Het is dan ook niet verwonderlijk dat op de dag na het verschijnen van het boek CDA-minister Maria van der Hoeven in de Tweede Kamer de kritiek van Nauta op het IP louter toeschrijft aan zijn “gekwetste gevoelens”. Tegenover een sceptische oppositie verdedigt ze het bestaansrecht van het inmiddels vijf jaar oude en versleten instituut.

Het Innovatie Platform is bij lange na niet het eerste nationale plan om technologische en economische vernieuwing te stimuleren. Zo adviseerde een commissie van deskundigen reeds in 1928 tot de oprichting (in 1934) van TNO. In 1980 presenteerde de regering de Innovatienota aan de Tweede Kamer, resultaat van twee jaar onderzoek en intensief overleg tussen de ministeries van Economische Zaken en Onderwijs en Wetenschappen. Ik mocht daarvoor als deskundige in zes verschillende landen interviews doen met industriëlen. Zo konden we in zes landen de innovatiesystemen vergelijken. Nooit vergeet ik de Akzo researchdirecteur die mij beleefd te woord stond, maar eigenlijk niet wilde vertellen wat de regering moest doen om innovatie te bevorderen. Ik voorspel je, zei hij, dat die andere vijf regeringen jouw rapport goed zullen lezen en hun eigen bedrijven effectief gaan helpen. Maar de Nederlandse regering zal nooit tot daden komen. Het eindresultaat zal slechts zijn dat Akzo in vijf landen sterkere concurrenten krijgt.

Het lijkt wel zeker dat Frans Nauta of zijn projectteam nooit zes landen heeft bezocht om daar te leren van hun nationale systemen van innovatie. Hij komt in 2003 naar Den Haag met cijfers over de dalende Nederlandse bestedingen aan technologisch onderzoek, aangevuld met de ervaring van een week in Finland, zijn grote voorbeeld. Hij is verbaasd als dit weinig indruk maakt op de tientallen deskundigen op de betrokken ministeries en bij de universiteiten. Als een eigenwijze, naïeve Kuifje trekt hij ten strijde tegen deze IJzeren Ring, die, ieder voor zich, allereerst belang heeft bij de eigen departementale begroting. Het is wel kostelijk om te lezen.

Nauta zou, ook zonder technisch-economische achtergrond, als politicoloog geschoold moeten zijn als ‘change agent’. Hij zou moeten weten dat het in de polder beter is je niet op te stellen als een brutale Kuifje, maar als de uiterst voorkomende en slimme Tom Poes.

Het Innovatieplatform

In Technisch Weekblad on zondag, februari 15, 2004 at 19:57

De hete adem van Boris Dittrich blaast in de nek van de leden van het door premier Balkendende aangevoerde Innovatieplatform. Het gebrek aan innovatie is in Nederland zo schrijnend, dat op het hoogste politieke niveau een commissie is ingesteld, een Platform zelfs, om daar op duidelijke manier verandering in aan te brengen. De vraag is niet alleen of er wel tijdig resultaten te verwachten zijn, maar ook of de gekozen aanpak niet bij voorbaat enige verandering, laat staan verbetering, volstrekt uitsluit.

Een politieke benadering op het hoogste niveau betekent in ons polderland dat zoveel mogelijk van de partijen die de gevestigde, verankerde orde uitmaken, ook deel uitmaken van het Platform dat de opdracht heeft die orde te veranderen. Verankeraars zijn geen veranderaars. Bovendien zijn de leden van het Platform, veel hoogleraren die bestuurder zijn geworden en directeuren van R&D-intensieve bedrijven, bijna exclusief aanbieders van kennis en niet de afnemers. Ieder eerstejaarscollege innovatiemanagement begint met de empirische waarneming dat niet aanbieders maar afnemers de belangrijkste stimulans voor innovatie zijn. En dat geldt ook voor innovatie in het beleid voor een nieuwe kenniseconomie.

Om het belang van nieuw beleid voor de kenniseconomie duidelijk te maken werd, onder druk van D66 en na lang touwtrekken, de minister van Financiën een bedrag van € 800 miljoen voor het Innovatieplatform ontfutseld. Ik kan dat alleen maar toejuichen. Maar het jammerlijke gevolg is wel dat de discussie binnen het platform vervolgens niet meer over slimme structurele veranderingen gaat, maar over de verdeling van de pot met geld. Immers, de leden waren overwegend aanbieders van kennis. En dus vragers van geld. In tijden van bezuiniging, zoals nu in wetenschappelijk Nederland, betekent uitsluiting van nieuw geld in de praktijk zelfs een korting. Dat verscherpt de strijd.

Nu al komen er berichten naar buiten over verlammende, schijnbaar principiële discussies in het Platform over generieke versus specifieke subsidies voor innovatieprojecten, over picking winners en academische onafhankelijkheid. Maar als de geschiedenis van dit soort poldercommissies een les is – en de leden van het platform niet boven hun achterban uit weten te stijgen – zijn de principes niet meer dan een rookscherm om de status quo te beschermen. Één lid zet in op meer geld onder minder voorwaarden voor zijn eigen achterban. De anderen hebben dat al snel door, blokkeren het voorstel en maken er één voor zichzelf. Dat leidt speltechnisch tot het logische resultaat dat de € 800 miljoen precies volgens de bestaande verhoudingen wordt verdeeld.

Cruciale structurele vernieuwingen die weinig of geen geld kosten komen niet eens aan bod. We noemen als voorbeelden de invoering van concurrentie tussen studenten, een effectievere arbeidsmarkt voor onderzoekers, de radicale vermindering van de gelijkschakeling en bureaucratie in het hoger onderwijs, en de gezamenlijke stimulering van starters door grote bedrijven en universiteiten. Niemand aan tafel wordt daar financieel beter van. En bovendien, de tijd is op.

Boris Dittrich maakt zich met reden zorgen over de voortgang van het Innovatieplatform. Ik hoop dat de leden ervan zich ook zorgen maken over de innovatieve kwaliteit.