Frits Prakke

Posts Tagged ‘marktmeester’

Meer regie en minder bureaucratie

In Technisch Weekblad on zondag, mei 23, 2010 at 22:40

In het kader van de influistering van de nieuwe regeringscoalitie na de verkiezingen in juni heeft de Adviesraad Wetenschap en Technologie in een briefadvies aan de Tweede Kamer een oordeel geveld over innovatie en hoger onderwijs in Nederland. “De nieuwe minister moet schoon schip maken in onderzoek en innovatie”. Na de gebruikelijke roep om hogere investeringen in R&D volgt een dringend pleidooi voor meer regie en minder bureaucratie. Komend van het centrale ambtelijk adviesorgaan voor wetenschap en technologie in Nederland vind ik dat nogal onthutsend. En verfrissend.

Evenzeer onthutsend en verfrissend is het oordeel van de Rebecca Hamer en Erik Jan van Rossum op basis van hun promotieonderzoek aan de TU Twente, dat het hoger onderwijs geen echte academici meer aflevert. Studenten leren in het hoger onderwijs veel, maar uiteindelijk wordt alleen gekeken of ze de geleverde kennis kunnen reproduceren of toepassen. Willen studenten innovatieve, creatieve denkers worden, dan moet het onderwijs veranderen.
De bureaucratie heeft bovenmatig greep gekregen op de kern van het hoger onderwijs. Dat lijkt me de erfenis van 150 jaar staatsuniversiteiten in Europa, ooit geïnspireerd door de Pruis von Humboldt. De recentere schaalvergroting en rationalisering in het hoger onderwijs, hoe noodzakelijk ook, heeft de bureaucratische cultuur tot nieuwe hoogtes gevoerd. Het gevolg is een ernstig tekort aan creativiteit, durf en kritisch vermogen. Een hoog gewaardeerde collega klaagde vorige week in een vergadering dat studenten nergens in het curriculum nog leerden om zelfstandig kritisch te denken. Zijn suggestie om daarvoor een cursus te ontwikkelen trilt nog na op mijn trommelvlies.

Een nieuwe regering betekent dat de nieuwe minister van OCW, aangemoedigd door het AWT advies, misschien wel draagvlak kan vinden voor enkele radicale structuur-veranderingen. De tijd lijkt rijp. Bijna alle politieke partijen pleiten voor minder ambtenaren en meer innovatie. De minister moet zijn regie gaan uitoefenen niet als subsidiegever, maar als marktmeester. Dat betekent sturing op output in plaats van sturing op input. Iedereen in het huis van onderwijs en onderzoek kan dan meer zelfstandig en meer resultaatgericht werken. Dat geldt voor toponderzoekers, maar ook voor nederige projectleiders, postdocs, en docenten. Het geldt zeker ook voor studenten. Het debat basisbeurs versus leenbeurs is daarbij nauwelijks relevant. Het zou er om moeten gaan dat voor iedere student het behoud van de beurs en toegang tot de volgende trede in het hoger onderwijs afhankelijk worden gesteld van behaalde prestaties. De minister moet als marktmeester zorg dragen voor de hoognodige transparantie, kwaliteitscontrole, en voor de fairness van het gehele systeem. Dat is radicale cultuurverandering en een directe aanval op de heersende bureaucratisering.
Ook zou het mooi zijn als de nieuwe regering nog wat extra middelen voor de financiering van innovatie en onderwijs kon vinden op de begroting van de komende vier jaar.

De calculerende innovator

In Technisch Weekblad on zondag, april 25, 2010 at 11:48

De calculerende innovator, daar kan ik kort over zijn. Die bestaat niet. Echte vernieuwers kom je sowieso weinig tegen, te weinig misschien. Maar als je ze tegen komt kan zomaar je leven veranderen. Plotseling kom je erachter dat je na die ontmoeting anders tegen de zaken aan bent gaan kijken. Je hebt geleerd mogelijkheden te zien waar die er eerst niet waren. De gewone mens lijdt aan een gebrek aan fantasie. De innovator opent zijn ogen. Niet door zo goed te calculeren, maar door te zien. En te laten zien. Niet door risico’s te berekenen maar door risico’s te nemen.

De innovator in een organisatie verandert deze. Terwijl alle collega’s bezig zijn de regels te volgen, weet de innovator de regels te veranderen. De organisatie, het bedrijf, de afdeling, is nooit meer dezelfde. De mensen in de organisatie zijn, hoe kortstondig ook, andere mensen geworden. Het bedrijf kan prestaties leveren die eerder niet mogelijk waren. Moeilijkheden worden mogelijkheden. Het gevolg is een nieuw product, een succesvolle campagne, enthousiaste klanten. De verwachtingen worden overtroffen. Dat is het talent van de innovator. De wereld is even anders, ook al is dat soms kortstondig. De innovator wordt moe, de mensen gaan calculeren. En dat is het einde van de innovatie. De blauwe wimpel gaat over naar een ander schip. Maar iedereen die ooit met een echte innovator heeft gewerkt zal dat niet meer vergeten. Wie deze ervaring nooit heeft gehad is te betreuren.

We streven innovatie na in ons persoonlijk leven, in ons bedrijf, en in dit lage land achter de duinen. In Nederland werd acht jaar geleden het Innovatie Platform (IP) ingesteld. Daarin werden alle belanghebbenden bij innovatie in Nederland volgens het poldermodel verenigd onder leiding van de premier, om met een aanzienlijk deel van de aardgasbaten innovatie te gaan bevorderen. Omdat je wel eens genoeg krijgt van steeds dezelfde bloemetjesjurk zal het IP na de verkiezingen zeker niet terugkeren. Maar dit is wel het moment om ons af te vragen wat er mis is gegaan. Want ook de volgende regering zal het tekort aan innovatie in Nederland onder ogen moeten zien.

Het grote manco was dat het IP, bestaande uit calculerende belangenbehartigers, op zoek is gegaan naar de calculerende innovator. En die bestaat niet. De vernieuwende visie die de leden individueel misschien nog hadden werd weggepolderd. Zogenaamd werden er echte keuzes gemaakt. Maar zoals Frans Nauta, de oud-secretaris van het IP, achteraf schreef, werden deze keuzes bijgesteld als een achtergestelde dijkgraaf maar hard genoeg klaagde. Sturen op output verloor het van sturen op input.
Internationaal zijn er genoeg voorbeelden van overheden die er in zijn geslaagd temidden van alle calculerende inwoners de echte innovator te vinden. Zelfs na alle bezuinigingen moet dat na de verkiezingen ook in Nederland mogelijk zijn.

EZ moet weer een politiek ministerie worden

In Technisch Weekblad on woensdag, mei 21, 2003 at 21:05

Wat treft voormalig landbouwminister Brinkhorst aan als de nieuwe minister van Economische Zaken? In de jaren vijftig had EZ de politieke regie over de industriële wederopbouw. Dat was een succes. Eind jaren zeventig kreeg het ministerie de regie over de herstructurering van noodlijdende bedrijven. Honderden miljoenen guldens en vele jaren later bleek dat deze verliessubsidies geen succes waren. Vanaf de jaren tachtig werd Economische Zaken van falend regisseur tot hoofdonderwijzer met ernstige ordeproblemen. Het klasje van Nederlandse industriële ondernemingen werd onophoudelijk het belang van technische innovatie voorgehouden, vooral in de macro-economische zin van grotere nationale uitgaven aan R&D. Maar de uitgaven voor industriële research daalden juist. Dit was slecht voor het zelfvertrouwen van de hoofdonderwijzer. In de Tweede Kamer werd openlijk getwijfeld aan het nut van de overgebleven generieke technologiesubsidies. Het politieke belang van het ministerie daalde in parallel met de departementale begroting.

EZ is een ministerie zonder politieke betekenis geworden terwijl een aantal van de belangrijkste politieke kwesties van deze tijd juist economische kwesties zijn. Ze liggen voor het oprapen, zeker voor een ambitieuze nieuwe minister. Het is hoognodig politiek leiding te geven aan processen van privatisering en versterking van concurrentie, gelijk of het om de energiedistributie gaat of taxi’s.

Privatisering heeft vaak tot grote teleurstellingen geleid omdat het gelijkgesteld werd met het terugtreden van de overheid en van de politiek. De politieke regie liet het afweten. Maar vrije markten kunnen niet zonder een actieve marktmeester. Macro-economische distantie is daarbij ongepast. Voormalig CDA kamerlid Joost van Iersel schreef in het Financieel Dagblad van 1 mei dat EZ juist hét centrale departement van de micro-economie moet zijn. Micro-economie is de verhouding tussen aanbieders en vragers op markten. Het departement staat op een tweesprong.

Uitgangspunt voor een nieuw EZ moet zijn het inzicht dat anno 2003 de minister verantwoording moet afleggen aan de kiezers en niet aan het georganiseerde bedrijfsleven. Dat betekent een verschuiving van de oriëntatie van producenten naar consumenten. Op Onderwijs en Wetenschappen zou, bijvoorbeeld, op parallelle wijze de oriëntatie moeten verschuiven van schooldirecteuren naar leerlingen, van aanbod naar vraag.

Op Landbouw heeft Brinkhorst bewezen ondanks grote weerstand een beleidsomslag tot stand te kunnen brengen van subsidieloket van boeren(-organisaties) naar voorvechter voor de consumenten. De middelen van dit nieuwe beleid zijn steeds dezelfde: de herinrichting van de betreffende markten in het voordeel van de vraag. De bevoegdheden van de NMA en de Opta moeten hiertoe worden uitgebreid.

De nieuwe aanpak geldt niet alleen voor markten van goederen, maar ook voor de door het nieuwe kabinet, en door de partij van Brinkhorst in het bijzonder, omarmde kenniseconomie. We spreken dan niet zo gauw van kennismarkten, maar liever van kennisketens of innovatiesystemen. Het principe blijft hetzelfde. Extra geld is slechts een beginpunt. De politiek moet de regie voeren over de inrichting van de kennisketens. De Adviesraad voor Wetenschap en Technologiebeleid heeft onlangs nog eens aangetoond dat deze in Nederland vaak zeer gebrekkig is. EZ onder leiding van Brinkhorst kan hier met succes een politieke rol spelen als marktmeester van de kenniseconomie. Het alternatief is dat het ministerie berust in zijn huidige rol van subsidieloket voor de industrie en daarmee zichzelf uiteindelijk overbodig maakt.