Of wij het nieuws eerst hoorde op de camping of terug van vakantie weer op ons werk, later kunnen wij onze kleinkinderen vertellen dat wij erbij waren toen deze week bekend werd gemaakt dat China in een verbazingwekkende groeispurt Japan had gepasseerd als de tweede economie ter wereld. Wij zijn deze week getuigen geweest van een historische mijlpaal. Nadat in voorafgaande jaren reeds Duitsland, Frankrijk en Engeland waren ingehaald, kwam dit toch als een verrassing. Toen ik vijf jaar geleden op deze plek laatst over China schreef was het bruto nationaal product van China nog slechts de helft van dat van Japan. China’s groeipercentage ligt structureel boven de tien procent per jaar tegenover ongeveer één procent in Europa, en lager in Japan. You do the math.
Minder dan wij wilden geloven is de ineenstorting van het sovjet imperium in 1989 niet de overwinning geworden van laisser-faire ondernemingsgewijze productie of van het westerse liberale politieke model. China is nog steeds een autoritaire staat. Maar het land is erin geslaagd productieve krachten te ontketenen op een manier die noch Karl Marx noch Milton Friedman had kunnen vermoeden. De arbeidsmarkt en de woningmarkt zijn bevrijd van de voorheen draconische restricties. Corruptie blijft een probleem, maar vele privileges zijn afgeschaft. Door onderwijs en urbanisatie hebben honderden miljoenen chinezen van deze nieuwe vrijheden gebruik gemaakt door van laagproductieve naar hoogproductieve banen te gaan. Dit is in economische zin arbeidsmigratie en in culturele zin een reis van de middeleeuwen naar de moderne tijd. Op geen enkele wijze is de Chinese economische ontwikkeling een kopiëren van het westerse economische model. Maar het bevrijden, de flexibilisering, van de arbeidsmarkt en de woningmarkt zijn wel wezenlijke algemene grondslagen van economische ontwikkeling. In een geheel andere politieke context zijn dat ook de grondslagen van het recente economische succes van India.
Vergeleken met de positieve ontwikkelingen in China en India zijn de conjuncturele perikelen in Europa en Noord Amerika, onze “Grote Recessie”, een marginaal verschijnsel. Maar toch. We moeten onze belangrijkste problemen onder ogen zien. De financiële markten hebben gefaald en de nodige hervormingen laten op zich wachten. In Nederland is er sprake van verstarring op de arbeidsmarkt en de woningmarkt. Een deflationaire ontwikkeling zoals in het verstarde en vergrijzende Japan is de grootste reële dreiging. VVD, PVV en CDA, de partijen in de coalitiebesprekingen die in deze historische week plaatsvinden, lijken er voor te kiezen deze problemen te negeren. Volgens de weinige berichten in de pers wordt hard gewerkt aan bezuinigingen uit vrees voor inflatie, die wel ideologisch, maar nauwelijks statistisch waarneembaar is. De bonussen? Hervormingen van de verstarde arbeidsmarkt (tijdige aanpassing pensioenleeftijd) en woningmarkt (hypotheek- en huursubsidies) zijn taboe verklaard. Moeten we binnenkort bij de Chinezen te rade gaan?