Frits Prakke

Archive for april, 2004|Monthly archive page

Het sectorplan technische universiteiten

In Technisch Weekblad on maandag, april 12, 2004 at 19:59

Om te komen tot ‘een taakverdeling op landelijk niveau’ tussen de drie TU’s van Delft, Eindhoven en Twente, heeft een regeringscommissie onder leiding van Loek Hermans, oud-Commissaris van de Koningin in Friesland, het Sectorplan (sic) Wetenschap en Technologie gelanceerd. Zijn de berichten over de afschaffing van de planeconomie in de rest van Europa nooit aangekomen in Leeuwarden?
Sectorplan? Bij het lezen van dat woord verwacht ik ook van Hermans te horen over volkscommissarissen, vijfjarenplannen, een nationale inspanning (in plaats van prestaties) en een extra laag apparatsjiks om die glorieuze toekomst af te dwingen. Maar in plaats van nog meer sovjetterminologie lees ik over een 3T Institute for Science and Technology, een 3T Graduate School en een 3T Innovation Lab. Nederengels. De drie collegevoorzitters zullen ‘doorzettingsmacht’ krijgen om knopen door te hakken bij de herprioritisering van onderzoek en kennisvalorisatie. Dat klinkt al weer meer als het vertrouwde, verhullende Hollandse ambtenarenjargon. En de nadruk van het Sectorplan op een Adviesraad met prominente vertegenwoordigers uit de marktsector en de nieuw aan te wijzen maatschappelijke stakeholders doen me weer geheel thuis voelen in de polder.

De planeconomische inslag van het rapport komt vervolgens geheel tot zijn recht in het blije versieren van de tekst met optimistische groeipercentages, met name over grootheden waarvoor enige marktcijfers of onderbouwing van de eigen concurrentiekracht ontbreken. De commissie Hermans verwacht na de invoering van het Sectorplan 20 % meer promoties per jaar, 20 % meer inkomsten van nationale en internationale onderzoeksfinanciers, 20 % meer contractresearch, 25 % meer patenten, 15 % meer studenten in de bêta-bacheloropleidingen, verhoging van het rendement van deze opleidingen naar 80 %, en 20 % meer studenten in de mastersopleidingen. Als ‘harde randvoorwaarde’ wordt gesteld dat € 200 miljoen extra steun wordt verkregen van overheid en bedrijfsleven. Aan deze manier van denken is ooit de Sovjet economie ten gronde gegaan.

Noch de cijfermatige onderbouwing van het Sectorplan, noch de besluitvaardigheid van de voorgestelde drieledige besluitvormingsstructuur boezemen veel vertrouwen in. De meest positieve reactie die we her en der tegenkomen is misschien wel dat er helemaal niets zal veranderen.

Ernstiger is dat de vragen waar het wèl om gaat door de planeconomische exercitie van Hermans niet worden gesteld. Namelijk, hoe kunnen de Nederlandse TU’s de beste studenten aantrekken, hoe kunnen de beste docenten en onderzoekers behouden blijven, en hoe kunnen de meest technologisch geavanceerde bedrijven geholpen worden? Daarvoor is allereerst nodig dat op al deze gebieden – de studenten, de docenten, de onderzoekers en industriële research – de kwaliteit van de output transparant wordt gemaakt. Daar zijn bewezen methoden voor. Omdat de uitvoering dan komt te liggen bij de kleinere geledingen van een universiteit zoals instituten en faculteiten, zijn grootschalige bureaucratische samenwerkingsvormen niet nodig. Eenvoudige afspraken tussen een innovatieve minister van Onderwijs en een moedig College van Bestuur zouden kunnen leiden tot de vereiste transparantere en effectievere kennismarkt. Dat is de ‘harde randvoorwaarde’ voor de versterking van de Nederlandse Technische Universiteiten.