Frits Prakke

Posts Tagged ‘concurrentie’

Onze kennis op de Olympus

In Economy on zondag, april 7, 2013 at 20:08

Inleiding

Enige jaren geleden mocht ik, in opdracht van de regering, een aantal vooraanstaande Nederlandse hoogleraren in de fysica en chemie interviewen over toekomsttechnologieën. Concreet vroeg ik naar hun inschatting van het wanneer en hoe van de belangrijkste kennisdoorbraken in de komende tien jaar. Zonder falen en zonder dralen noemde ieder van deze supergeleerden in antwoord op mijn vraag over de toekomst vol enthousiasme een project uit zijn eigen faculteitsbudget van het komende jaar. De toekomst is mijn volgende project.

Tegenover het blije optimisme van de natuurwetenschappers en technologen staat traditioneel het professionele pessimisme van de economen, verkondigers van de ‘dismal science’, en van de sociale wetenschappers en de historici, die zelden een kans voorbij laten gaan om het einde van de beschaving zoals-wij-die-gekend-hebben aan te kondigen. Voorspellen is moeilijk, vooral als het over de toekomst gaat. Het gilde van geleerde technologievoorspellers, dat zich de laatste decennia heeft gevormd rond programma’s van de Europese Commissie, de National Science Foundation in de VS en het Innovatieplatform in ons land, noemt zich tegenwoordig wijselijk ‘technologieverkenners’ om geen onheuse verwachtingen te scheppen. Dat siert ze. Monumentale vergissingen van technologievoorspellers zijn geweest het geloof in goedkope kernenergie in de jaren zestig van de vorige eeuw, de voorspelling van een aanstaande uitputting van grondstoffen in de jaren zeventig, en de ondergang van de Europese maakindustrie door de superioriteit van Japan in de jaren tachtig. Opvallend was ook het onvermogen midden jaren negentig de technologische en economische impact van het Internet te voorspellen. En wat gebeurde? Nog voor het jaar 2000 vestigde het Internet zich als de belangrijkste technologische omwenteling sinds de industriële revolutie.

Voorspellers past grote bescheidenheid. Het is daarom goed dat de gestelde vraag niet de kansrijkheid van wetenschappelijke doorbraken of concrete technische innovaties betreft. Het inzicht is gegroeid dat wetenschap en technologie zich niet apart ontwikkelen en tot bloei komen, maar in een maatschappelijke, economische en culturele context. Dit is het ‘nationale systeem van innovatie’ (NSI). Dit inzicht pleit voor het verwante begrip van ‘de kennissamenleving’ als focus van onze beschouwing. De kwaliteit van de kennissamenleving die we in Nederland ontwikkelen is zonder meer essentieel voor de kwaliteit van onze toekomst.

Om de aard en urgentie van het probleem aan te geven begint dit essay met een analyse van de drie belangrijkste crises in de Nederlandse kennissamenleving. Vervolgens beschrijven we de vijf belangrijkste technologische trends van onze tijd en de verschillen in eisen die zij stellen aan de kennissamenleving. In de discussie over innovatie en kennis ontstaat soms verwarring. Daarom worden een drietal misverstanden besproken. De toekomst bestaat uit trends en keerpunten. Daarom kijken we naar de opkomst en ondergang van centra van welvaart en kennis in het verleden. Athene, China, de Maya’s, Florence, Amsterdam, Londen en Nieuw Amsterdam leren ons hoe een welvarende, open samenleving kan ontstaan. Of teloor gaan. Een open kennissamenleving, vooral open voor kritiek en blootgesteld aan competitie, speelt in de geschiedenis steeds een cruciale rol. Dat zal in de toekomst niet anders zijn.

Download de volledige essay in PDF: Frits Prakke – Onze kennis op de Olympus

Deze essay werd gepubliceerd door de Adviesraad Wetenschap en Technologie na de essaywedstrijd met als onderwerp ‘De toekomst van de Nederlandse Kennissamenleving’.

 

Het Europese Amerika-Complex

In Technisch Weekblad on zondag, oktober 10, 2004 at 20:04

Lijdt Europa op het gebied van wetenschap en technologie aan een onoverkomelijk Amerika-complex? Steeds weer gunnen we het merendeel van de Nobelprijzen, die Zweeds zijn en dus eigenlijk van ons, aan Amerikaanse wetenschappers. De Nobelprijzen voor literatuur en vrede zijn de uitzondering die de regel van de Amerikaanse wetenschappelijke suprematie bevestigen. De uitgebreide Europese Unie blijft nog steeds achter op het gebied van patenten en aandeel in de totale export van high-tech producten. In slechts één van de vijf high-tech sectoren, de farmaceutische industrie, is Europa wereldwijd de marktleider.

Het is aardig te lezen in het tweejaarlijkse rapport Science Indicators van de National Science Foundation (NSF), dat de Amerikanen zich op hun beurt ook zorgen maken. Aziatische landen zoals China en Zuid-Korea nemen een steeds groter aandeel in het totaal van de Amerikaanse patentaanvragen en in de export van computers en telecommunicatieapparaten. Na 2001 is het aantal visas aan buitenlandse studenten en onderzoekers, een belangrijke indicator voor de aantrekkingskracht van het Amerikaanse innovatiesysteem, sterk afgenomen. Maar onze minister van Onderwijs zal zeker jaloers zijn te lezen dat in Amerika het percentage ingenieursdiploma’s behaald door vrouwen tussen 1980 en 2000 is gestegen van twee naar twintig. In de informatica bedraagt dit nu meer dan 30 %. Het percentage van alle patenten behaald door universiteiten is in twintig jaar gestegen van één naar vijf procent van het totaal. Amerika maakt zich zorgen om het verlies van marktaandeel in high-tech producten, maar niet aan Europa.

Wat mankeert Europa? Het gaat om cultuur en structuur. Het verschil in cultuur tussen Amerika en Europa blijkt uit de reactie op de nieuwste technologische uitdaging van onze tijd, de convergentie tussen nano-, bio-, en informatietechnologiën. In de VS kwam een commissie van de NSF met een rapport over de kansen hiermee het menselijk lichaam gezonder en sterker te maken. De Europese Unie kwam onlangs, twee jaar later, met een rapport van 20 hoogleraren over de maatschappelijke vragen en tegenstand die een dergelijk ingrijpen in de biologie van de mens zou oproepen. Een commissie van Europeanen produceert vragen. Een commissie van Amerikanen produceert oplossingen.

Minister Brinkhorst noemt de EU Raad voor de concurrentiekracht, waarvan hij zes maanden voorzitter is, een ‘Mickey Mouse raad’ en ‘zielloos’, vanwege het gebrek aan slagvaardigheid.

Maar voorop staat de versnippering van de Europese structuur van wetenschap en technologie – onderzoekers, hoogleraren en studenten – in vele kleine, naar binnen gerichte, nationale deeltjes, die stuk voor stuk afhankelijk zijn van nationale subsidies en niet met elkaar communiceren, laat staan concurreren. De EU is erin geslaagd één grote markt te scheppen voor kolen en staal, voor de landbouw, en voor de industrie. Maar niet voor wetenschap en technologie. In Nederland wordt het als vooruitgang beschouwd als de drie technische universiteiten gaan samenwerking om meer subsidie te krijgen. Dat lijkt me niet relevant. Het gaat er juist om dat ze gaan concurreren om in aantrekkingskracht op studenten en wetenschappers de beste te worden in Europa. Pas dan kan ook Europa de beste van de wereld worden.

Universiteiten moeten concurreren

In Technisch Weekblad on zondag, september 17, 2000 at 20:26

Het plan van minister Hermans om door de invoering van Bachelors en Masters opleidingen in Nederland het succes van de beste Amerikaanse universiteiten te evenaren is gedoemd. Dat blijft “kurieren an Symptom”. Het hoger onderwijs in Nederland is en blijft een grote overheidsbureaucratie. Het Amerikaanse systeem is een markt, ook al speelt de overheid als marktmeester een belangrijke rol. Regelmatig wordt ik daaraan herinnerd door de post die ik als reünist krijg van M.I.T., de Amerikaanse universiteit waar ik ooit drie zeer plezierig jaren doorbracht. Die post is soms een brief van de President met een verzoek om geld, soms een brief van de dekaan van mijn oude faculteit met een enthousiast verhaal over nieuwe onderwijsprogramma’s of aanstellingen, soms een glossy tijdschrift. Maar altijd is de boodschap dezelfde. Zij zijn bezig het universitaire product te verbeteren en ze gaan de concurrentie aan met Harvard, Berkley en Chicago. Bovenal zien ze mij als gewaardeerde cliënt. De Nederlandse universiteiten daarentegen kijken in de beste bureaucratische traditie, zoals onlangs bij de opening van het academisch jaar, vooral naar hun minister als begrotingsbaas. De Amerikaanse topuniversiteiten kijken naar hun cliënten op diverse markten. Naast de reünisten zijn dat de potentiële studenten, talentvolle onderzoekers, donateurs, en zakelijke partners. Het product is steeds toponderwijs en toponderzoek. Zo krijgt M.I.T. dit jaar van Patrick J. McGovern, een zeer rijke uitgever, $ 350 miljoen voor een nieuw instituut voor hersenonderzoek met 300 medewerkers. Zes andere universiteiten hebben serieus meegedongen naar deze prijs, maar M.I.T. kwam met het beste plan. De Engelse regering betaalt M.I.T. dit jaar $ 135 miljoen om een research joint venture op te zetten met de eigen Universiteit van Cambridge.

Op vergelijkbare manier stellen Amerikaanse topuniversiteiten zich op in de markt voor studenten voor hun Bachelors en Masters opleidingen. Het product is dan toponderwijs, met de kans je academisch te onderscheiden en goede loopbaanperspectieven. De gemiddelde M.I.T. engineering graduate verdiende vorig jaar in zijn eerste baan $ 84.000, lees ik in mijn maandelijkse reünistenbrief. Dank u. Evenzeer concurreren studenten om toelating. Voor een Nederlandse student betekent een 6-min voor een hoofdvak feest. Voor de Amerikaanse Bachelors student betekent zo’n cijfer het einde van zijn kans op toelating tot een goede Masters opleiding. Stel daartegenover de verzekering die minister Hermans geeft, dat zijn plannen er niet toe zullen leiden dat enig student met een bachelors graad toegang tot het Masters programma kan worden geweigerd. Concurrentie is taboe. Het resultaat is dat Nederlandse universiteiten in de markt voor studenten zich nog steeds niet op de kwaliteit van het onderwijs kunnen onderscheiden. De potentiële student wordt benaderd met genante advertenties van Universiteit A met de nadruk op bier en van Universiteit B met disco.

De afgelopen tien jaar is met veel inzet gesleuteld aan de Nederlandse universiteiten, met name efficiency maatregelen en de omvang van het onderzoek. Prima. Nu wordt er hard gewerkt aan de studeerbaarheid. Maar dat blijft opsmuk aan een in wezen introvert, star en bureaucratisch systeem. De getroffen maatregelen doen me denken aan de pogingen van Leonid Brezhnev in de jaren zeventig om de zieltogende Sovjet economie productiever te maken door Westerse management technieken in te voeren zoals prestatiebeloning en marketing. Zonder echte marktwerking werd dat een fiasco.

De noodzakelijke volgende stap voor de Nederlandse universiteiten is de invoering van veel grotere zelfstandigheid en de daarmee verbonden echte concurrentie. Het hoger in Hoger Onderwijs kan alleen dan worden waargemaakt. Dat hoeft geen Big Bang te zijn, als de richting maar overduidelijk is. In ieder geval is het niet voldoende om een paar Amerikaanse termen in te voeren.