Inleiding
Enige jaren geleden mocht ik, in opdracht van de regering, een aantal vooraanstaande Nederlandse hoogleraren in de fysica en chemie interviewen over toekomsttechnologieën. Concreet vroeg ik naar hun inschatting van het wanneer en hoe van de belangrijkste kennisdoorbraken in de komende tien jaar. Zonder falen en zonder dralen noemde ieder van deze supergeleerden in antwoord op mijn vraag over de toekomst vol enthousiasme een project uit zijn eigen faculteitsbudget van het komende jaar. De toekomst is mijn volgende project.
Tegenover het blije optimisme van de natuurwetenschappers en technologen staat traditioneel het professionele pessimisme van de economen, verkondigers van de ‘dismal science’, en van de sociale wetenschappers en de historici, die zelden een kans voorbij laten gaan om het einde van de beschaving zoals-wij-die-gekend-hebben aan te kondigen. Voorspellen is moeilijk, vooral als het over de toekomst gaat. Het gilde van geleerde technologievoorspellers, dat zich de laatste decennia heeft gevormd rond programma’s van de Europese Commissie, de National Science Foundation in de VS en het Innovatieplatform in ons land, noemt zich tegenwoordig wijselijk ‘technologieverkenners’ om geen onheuse verwachtingen te scheppen. Dat siert ze. Monumentale vergissingen van technologievoorspellers zijn geweest het geloof in goedkope kernenergie in de jaren zestig van de vorige eeuw, de voorspelling van een aanstaande uitputting van grondstoffen in de jaren zeventig, en de ondergang van de Europese maakindustrie door de superioriteit van Japan in de jaren tachtig. Opvallend was ook het onvermogen midden jaren negentig de technologische en economische impact van het Internet te voorspellen. En wat gebeurde? Nog voor het jaar 2000 vestigde het Internet zich als de belangrijkste technologische omwenteling sinds de industriële revolutie.
Voorspellers past grote bescheidenheid. Het is daarom goed dat de gestelde vraag niet de kansrijkheid van wetenschappelijke doorbraken of concrete technische innovaties betreft. Het inzicht is gegroeid dat wetenschap en technologie zich niet apart ontwikkelen en tot bloei komen, maar in een maatschappelijke, economische en culturele context. Dit is het ‘nationale systeem van innovatie’ (NSI). Dit inzicht pleit voor het verwante begrip van ‘de kennissamenleving’ als focus van onze beschouwing. De kwaliteit van de kennissamenleving die we in Nederland ontwikkelen is zonder meer essentieel voor de kwaliteit van onze toekomst.
Om de aard en urgentie van het probleem aan te geven begint dit essay met een analyse van de drie belangrijkste crises in de Nederlandse kennissamenleving. Vervolgens beschrijven we de vijf belangrijkste technologische trends van onze tijd en de verschillen in eisen die zij stellen aan de kennissamenleving. In de discussie over innovatie en kennis ontstaat soms verwarring. Daarom worden een drietal misverstanden besproken. De toekomst bestaat uit trends en keerpunten. Daarom kijken we naar de opkomst en ondergang van centra van welvaart en kennis in het verleden. Athene, China, de Maya’s, Florence, Amsterdam, Londen en Nieuw Amsterdam leren ons hoe een welvarende, open samenleving kan ontstaan. Of teloor gaan. Een open kennissamenleving, vooral open voor kritiek en blootgesteld aan competitie, speelt in de geschiedenis steeds een cruciale rol. Dat zal in de toekomst niet anders zijn.
Download de volledige essay in PDF: Frits Prakke – Onze kennis op de Olympus
Deze essay werd gepubliceerd door de Adviesraad Wetenschap en Technologie na de essaywedstrijd met als onderwerp ‘De toekomst van de Nederlandse Kennissamenleving’.