Wetenschappelijke doorbraken en radicale innovaties worden voor het gemak meestal toegeschreven aan een enkele persoon, de eenzame genie. Maar als we de geschiedenis van bijvoorbeeld de ontdekking van DNA of de ontwikkeling van de eerste computerchip bestuderen blijkt al gauw dat de spreekwoordelijke genie allesbehalve eenzaam opereert. Bijna altijd blijkt er sprake te zijn van uiterst intensieve interactie binnen kleine groepen van gelijkgestemden. Innovatie is een groepsproces.
Lee Fleming en Matt Marx van de Harvard Business School onderzochten twee miljoen patentaanvragers en hun coauteurs tussen 1975 en 1999. Steekproefsgewijs werden interviews afgenomen over hun sociale netwerken. De uitkomsten van deze studie bevestigen het beeld van intensieve clustering van kleine groepen onderzoekers. Innovatie vindt plaats in kleine werelden. Essentieel voor het succes van deze groepen is de rol van de gatekeeper. De kleine groep wordt gekenmerkt door het vrijelijk delen van informatie, ideeën en kritiek en door onderling vertrouwen. Maar de groep neigt sterk naar afsluiting van de buitenwereld. De oriëntatie is lokaal. De essentiële rol van de gatekeeper is juist om relaties te leggen naar buiten, bijvoorbeeld naar andere disciplines of naar gebruikers. Zijn oriëntatie is kosmopoliet.
De kunst van innovatiemanagement is niet de identificatie van toekomstige uitvinders, maar de identificatie van gatekeepers. Deze moeten enerzijds de vrijheid krijgen buiten de organisatie te gaan om te participeren in bredere netwerken, anderzijds moeten ze verbonden worden met de strategische doelstellingen van de eigen organisatie. De invulling van deze rol is afhankelijk van de aard van de technologie en de economische verhoudingen.
In de vorige eeuw konden grote ondernemingen zoals IF Farben, Dupont en AT&T grote innovatieve prestaties leveren dankzij hun industriële researchlaboratoria onder leiding van vooraanstaande wetenschappers. De hoogleraren Holst en Casimir verhuisden van Leiden naar Eindhoven om de rol van inspirator, chief gatekeeper, van het Philips Natlab op zich te nemen. Maar die tijd is voorbij. De rol van centrale researchlaboratoria is uitgespeeld. Nu we in een tijdperk van Open Innovatie leven moet de rol van gatekeeper op een geheel andere wijze worden ingevuld.
In de periode 1975-1999 is de mate van intensiteit van clustering van innovatiegroepen gelijk gebleven. Maar het aantal externe relaties van de gemiddelde gatekeeper is door de opkomst van Open Innovatie toegenomen, en daarmee zijn machtspositie tegenover zijn werkgever. Een baan bij een concurrent is gauw gevonden. Amerikanen zeggen, “Technology travels on the hoof”. Daarbij gaat het eigenlijk niet om de technische kennis die wegloopt, maar om de positie in een informatienetwerk. Er zijn bedrijven die daarom hun researchteams in afzondering laten werken, maar isolatie is uiteindelijk funest voor de kritieke rol van de gatekeeper in het innovatieproces. Als innovatie het doel is van een organisatie – of het nu een ingenieursbureau, een faculteit of een ICT bedrijf is – dan is van het grootste belang (potentiële) gatekeepers te identificeren en te binden. Succes betekent dan niet isolatie maar een positieve balans tussen binnenkomende en uitgaande kennis.