In een lezing vorige week aan de Universiteit van New South Wales heeft James Wolfensohn, tien jaar lang het hoofd van de Wereldbank, gewaarschuwd dat het bruto nationaal product van China en India binnen 25 jaar groter zal zijn dan dat van de G 7, de club van geïndustrialiseerde landen. De nu nog rijke landen schieten zwaar tekort in hun antwoord op deze onvermijdelijke ontwikkeling en dreigen door desinteresse af te glijden naar een ondergeschikte economische positie. Zou Wolfensohn daarbij doelen op de zojuist afgeronde Nederlandse verkiezingen? Daarbij werden Europa en mondiale vraagstukken stelselmatig genegeerd. Het valt nauwelijks te ontkennen dat de verkiezingsdebatten in hoge mate werden gekenmerkt door angstig provincialisme en tegenstellingen uit de oude doos.
Adam Smith wees al in de achttiende eeuw op de economische schade van afsluiting van de buitenwereld en een beleid van mercantilisme. Smith is een Schotse econoom uit de tijd dat deze beroepsgroep nog morele filosofen heette. Groei van de welvaart – the wealth of nations – is pas mogelijk als de overheid onnodige belemmeringen van technische ontwikkelingen en de vrije handel wegneemt. Het sluiten van de grenzen kan makkelijk leiden tot perioden van economische en culturele neergang. Wolfensohn wijst er in zijn lezing op dat China en India tot de zestiende eeuw 50 procent van het mondiale economisch product voortbrachten. Dat was voordat de keizer van China een verbod uitvaardigde op zeewaardige schepen en voordat India werd gekoloniseerd. Door de resulterende stagnatie in het Oosten en de industriële revolutie in het Westen bedroeg eind negentiende eeuw het aandeel van China en India in het mondiale BNP nog geen zeven procent.
Maar sinds India in het nieuwe millennium afscheid heeft genomen van een beleid van staatsregulering van de industrie (het perfide afscheidsgeschenk van de in 1948 vertrekkende kolonisator) en dagelijks een miljard Chinezen een lichte buiging maken voor Adam Smith, is de economische groei in deze landen per jaar tien keer zo hoog als in de groep van de G 7 landen. En dit zal volgens Wolfensohn zeker tot 2050 zo doorgaan. Dan is China al ruim en breed de Verenigde Staten voorbijgestreefd.
In Nederland lijkt me dat het de hoogste tijd is dat we gaan onderzoeken wat onze positie kan zijn in de nieuwe internationale verhoudingen. Belangrijke vragen te over. Hoe komt het dat onze bloembollentelers en onze architecten het zo goed doen? Hoe kunnen onze universiteiten er beter in slagen de beste buitenlandse studenten en onderzoekers aan te trekken? (De huidige regering lijkt alleen belangstelling te hebben in steeds weer hogere barrières.) Waarom gaan de beste software ingenieurs uit India naar Texas in plaats van naar Nederland? Hoe komt het dat we deze week in de krant lezen dat investeringen van vooraanstaande Nederlandse bedrijven, van BAM in de Duitse dochter Wayss & Freytag en Getronics in Italie, uitlopen op fiasco’s? Wie doet dat wel goed, en waarom? Wat willen we bereiken met de Europese Unie?
De verkiezingsdebatten toonden een angstig Nederland dat zich verstopt achter zijn grenzen. Hopelijk biedt de kabinetsformatie een herkansing.