Psychologen hebben een nieuwe levensfase ontdekt, emerging adulthood, de bijna volwassenen. Waren we vroeger volwassen met 18 jaar, althans gerechtigd om bij verkiezingen het actief en passief kiesrecht uit te oefenen en ’s-lands wapenen te dragen, tegenwoordig worden veel mijlpalen van volwassenheid pas na de dertigste verjaardag gepasseerd. Denk aan de mijlpalen van voltooide scholing, het ouderlijk huis verlaten, financiële onafhankelijkheid, partnerkeuze en eigen kinderen.
Het uitstel van deze mijlpalen heeft belangrijke consequenties voor organisaties zoals het hoger onderwijs, uitzendbureaus, werkgevers, verzekeraars en sociale diensten. In 1960 had 77 procent van de vrouwen en 65 procent van de mannen al deze sociologische mijlpalen bereikt op hun dertigste jaar. In het jaar 2000 gold dit voor minder dan de helft van de vrouwen en voor slechts een derde van de mannen (US Censusbureau). Volgens Canadese gegevens waren 30-jarigen in 2001 even ver gevorderd als 25-jarigen in 1970. Een derde van de twintigers verhuist gemiddeld één keer per jaar. Zeven keer een nieuwe baan in tien jaar is het groepsgemiddelde. Anekdotisch kennen we allemaal de verhalen van twintigers die na studie, verbroken relaties en buitenlandse reizen weer bij hun ouders willen komen wonen.
Hersenonderzoekers gingen er vroeger vanuit dat de hersenen zich na de puberteit niet verder ontwikkelden. Uit recent longitudinaal neurologisch onderzoek onder 5000 kinderen blijkt dat niet houdbaar te zijn. Tot zeker de leeftijd van 25 jaar en wellicht nog later blijven de hersenen veranderen en zich aanpassen aan nieuwe taken. Dat is met name op gebieden van emotionele beheersing en wat genoemd wordt hogere cognitieve functies. Dit heeft gevolgen voor het nemen van risico’s en het aangaan van stabiele relaties door jongeren ver voorbij de leeftijd van 18 jaar. Hersenonderzoek kan zo bijdragen aan een verklaring voor de droevige statistieken op het gebied van jongeren in het verkeer en vroege huwelijken.
J.J. Arnett, hoogleraar psychologie aan de Clark University, wijst op de bijzondere psychologische kenmerken in de fase van emerging adulthood, zoals het (quasi puberaal) zoeken naar de eigen identiteit, zelffocus, instabiliteit, ambivalentie, bindingsangst en extreem optimisme (a sense of possibilities). Respondenten in zijn onderzoek zijn ongeacht sociaal-economische afkomst optimistisch over hun eigen toekomst. Een volle 96 procent is “geheel zeker dat ze ooit zullen bereiken wat ze willen in het leven”.
De 28-jarige zoon of dochter die met volle koffers aan je deur verschijnt om de oude kamer weer op te eisen doet dat met een blij gemoed. Wees gerust, de schuld ligt niet bij vroegere fouten in de opvoeding. Ook is het niet echt de schuld van de moderne maatschappij of van de regering. Het is gewoon een fase in de psychologische ontwikkeling van het kind. Als het kind eenmaal dertig is komt alles goed.