Zelfs een oppervlakkige studie van de geschiedenis van economische crises leert dat ze onvermijdelijk zijn en nuttig. Momenteel zitten we met een echte structurele crisis, niet een tijdelijke dip in de financiële sector zoals de regering eerst dacht. We hebben strategische fouten gemaakt.
Een structurele crisis markeert doorgaans het einde van een langere periode van economische groei gedragen door fundamentele technologische trajecten zoals, in het verleden, de opkomst van de spoorwegen, elektrificatie, de PC en fabrieksautomatisering. Complementair aan technologische trajecten zijn economische en culturele strategieën, bijvoorbeeld algemeen onderwijs, verstedelijking, vooruitgangsgeloof, grootschaligheidgeloof, globalisering en ondernemerschap. Deze strategieën zijn vaak ideologisch in de zin dat er een taboe rust op twijfel.
Hoe langer en sterker de groei, hoe dieper de crisis of depressie die erop volgt. Dat is onvermijdelijk. We worden gedwongen verouderde strategieën af te zweren. Taboes kunnen worden doorbroken. Echte innovatie krijgt een kans. Daarin ligt het nut van de crisis, vooral een echte zware. Bedenk dat in de malaise in het midden van de jaren 70, tussen twee diepe energie crises en op een cultureel en politiek dieptepunt (respectievelijk Abba en Watergate), in de VS Microsoft en Apple zijn ontstaan. Dat zijn voorbeelden van nieuwe technologie èn nieuwe strategieën.
Is er in Nederland zicht op verandering? In de acties van de regering zie ik alleen een begin van reparaties van misstanden in de financiële sector, geen nieuwe strategie. Vervolgens is er een crisispakket waarin, koste wat kost, bestaande partijen, met hun oude strategieën, te vriend worden gehouden. Taboes blijven taboes.
Als de historici over een halve eeuw terugkijken naar de crisis van 2009, dan zullen ze vooral verbaasd zijn dat er niet eerder is afgerekend met de strategie van de grootschaligheid. In de industrie is aan dit technologisch traject na 60 jaar Fordisme al in de jaren tachtig een eind gekomen. Toen werd de traditionele lopende band onder druk van Japanse concurrentie verdrongen door flexibele automatisering. RS Verolme ging failliet en de toekomst was aan het flexibele Damen Shipyards. PC’s en Internet verhoogden overal de productiviteit van kleinschalige bedrijven. Maar in overheidsorganisaties bleef grootschaligheid overeind als ideologie; zo ook in het onderwijs en in de gezondheidzorg. Vaak heb ik daar gezien dat voorstellen voor schaalverkleining onbesproken van tafel werden geveegd. Wie nu naar een ziekenhuis gaat, krijgt de indruk een kathedraal binnen te lopen. Eindeloze rondes van bezuinigingen en fusies volgen elkaar op, maar van productiviteitsstijging is geen sprake.
Schaalgrootte waart ook als een boze heks door de financiële wereld. Jeroen Smit beschrijft in De Prooi de komisch over elkaar heen buitelende Raad van Bestuur van de ABN-AMRO die het op geen enkel punt met elkaar eens kunnen worden behalve de noodzaak van schaalgrootte. En daar gaan ze dan eind 2007 aan kapot. Een jaar later begint de ernstigste crisis sinds 1932.