Er is nog geen uitsluitsel over de voornaamste schuldige aan de huidige kredietcrisis, maar een belangrijke verdachte is Financial Engineering. Of persoonlijker, de Financial Engineer. In Nederland, een land waar sinds jaren iedere president-directeur Chief Executive Officer wil heten, is er geen equivalent in de eigen taal.
Wat betekent deze verdachtmaking van Engineering? Hebben we hier te maken met een loze aanval op de reputatie van het aloude ingenieursvak? Of schuilt hier een nuttige les voor degenen die in hun opleiding hebben geleerd dat, ‘meten is weten’? Financial Engineering is een uiterst specialistisch vakgebied, een mengeling van statistiek, wiskunde en informatica, waarvan de beoefenaren – vaker econoom of wiskundige dan ingenieur – werken in stafafdelingen van banken of adviesbureaus. Het onderdeel Risk Engineering is ook in Nederland bij studenten een populair keuzevak. Deze specialisten hebben niet alleen de zeer complexe financiële producten ontwikkeld die een centrale rol hebben gespeeld in de kredietcrisis, maar ook de risicomodellen die de veiligheid moesten garanderen.
Credit-default swaps, contracten tussen banken, hedge funds en andere instellingen, werden ooit ontwikkeld om conservatieve investeerders extra zekerheid te bieden. Vervolgens werden deze derivaten door de bazen van de Financial Engineers, de brokers, verhandeld om allerhande leeninstrumenten te verzekeren, waaronder steeds meer riskante hypotheken. Omdat deze contracten niet zoals andere waardepapieren op publieke beurzen worden verhandeld, is de waardering ondoorzichtig en worden de effecten van prijsfluctuaties onvoorspelbaar. De totale boekwaarde van de markt van credit-default swaps is inmiddels gestegen naar een geschatte $ 55 biljoen (meer dan zeventig keer zo groot als het reddingsplan van $ 750 miljard van de Amerikaanse Senaat). De eerste nuttige les is dus dat ingewikkelde engineering producten, zoals swaps, in de handen van naïeve brokers onder toezicht van luie managers in korte tijd tot een ramp kunnen leiden. Dat moet bekend klinken.
Om rampen vroegtijdig te onderkennen zijn door de Financial Engineers risicomodellen gemaakt. Zeer populair vanaf de jaren negentig was het VaR-model, Value at Risk. Zeer geraffineerd, zeer compleet, breed toepasbaar en vooral makkelijk in het gebruik. Een avondcursus beursmakelaar was voldoende om van iedere transactie in simpele dollars het risico te kunnen bepalen en zonodig tegenover de baas en zelfs tegenover de toezichthouders van de SEC te verantwoorden. Door automatisering werd het menselijk oordeel steeds meer naar de marge geduwd. Achteraf bleek dat het model VaR goed werkte bij normale risico’s, maar niet bij grote fluctuaties zoals een daling van meer dan 20 % in huizenprijzen, of een serieuze economische depressie. Op de korte termijn werd iedereen rijk en bij vele banken nam tot op het hoogste niveau niemand verantwoordelijkheid voor het geheel. De tweede nuttige les is dat risico’s nooit op louter technische gronden kunnen worden ‘weggecijferd’. Niet het meten, maar de mens is de uiteindelijke maatstaf. Maar dat hebben wijze ingenieurs altijd al geweten.