Het aangrijpende verhaal van Henk Tolsma in Technisch Weekblad vorige week over de schuldbewuste ingenieur Walter G., die door een rechtbank in Duitsland is veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, heeft mij aan het denken gezet. Hij had de dragend spanten van een ijshal bij de bouw in 1973 niet goed berekend. Bij een zware sneeuwstorm in 2006 kwam het dak naar beneden waardoor 15 mensen omkwamen. De evenzeer betrokken en inmiddels eveneens bejaarde architect en inspecteur gingen vrijuit.
Is dat recht? Heeft dat zin? Daar moet toch meer aan te doen zijn dan na meer dan dertig jaar een enkele bejaarde als zondebok aan te wijzen. In onze hoogspecialistische techno-samenleving komen fatale fouten in de beroepsuitoefening steeds vaker voor. Jaarlijks overlijden in Nederland enige duizenden patiënten door vermijdbare medische fouten. Chirurgen gebruiken OK’s ondanks evidente besmettingsgevaren. Want de bezettingsgraad is heilig. Ingenieurs in Den Haag en Amsterdam kunnen geen diepe tunnels bouwen zonder dramatische lekkages. Goedkoop wint van goed. Grootschalige onderwijsvernieuwingen hebben de status van het beroep uitgehold. Leraren voelen zich geknecht en gaan zich ernaar gedragen. Bankiers, vroeger een beroep met status, gaan jarenlang door met het verkopen van financiële producten die honderden miljoenen euro’s verlies opleveren. Als het mis gaat moeten ze toegeven dat eigenlijk niemand het meer begreep.
De beroepen worden vermalen tussen twee elkaar beconcurrerende regulerende mechanismen, enerzijds de wet en regelgeving van de overheid en anderzijds de vrije markt. We vergeten dat een derde regulerend mechanisme mogelijk en wenselijk is, namelijk dat van het beroep. Kern van een dergelijk mechanisme is de verantwoordingsverhouding. Aan wie wordt voor een geleverde prestatie verantwoording afgelegd? De systeemingenieur zou zeggen: aan wie wordt er teruggekoppeld? Dat kan aan de ambtenaren en rechtbanken van de staat op basis van wet en regelgeving. (Zoals de arme Walter G..) Dat kan aan managers in de markt op basis van winstmaximalisering. Maar dat kan ook aan de eigen beroepsgroep op basis van daarin vastgelegde protocollen en waarden.
De beroepen zullen hun rol als derde regulerend mechanisme moeten bevechten. Daarvoor moet een daadwerkelijke kwaliteitscontrole tot stand gebracht worden die bovendien voldoet aan de hoogste eisen van transparantie en democratische controle. Met uitzondering van de transparantie kunnen de accountants en medische specialisten voorlopig als voorbeeld dienen. Maar ingenieurs, leraren en zelfs bankiers hebben langs deze weg ook veel te winnen, voor zichzelf en voor de samenleving.
De middelen die een beroepsgroep heeft om de taak van regulerend mechanisme in de praktijk waar te maken zijn bijvoorbeeld het leerlingenstelsel, de beroepsopleiding, certificering, de beroepseed, nascholing, visitaties, benoemingscommissies en tuchtcolleges. Globalisering en Internet maken de hiervoor vereiste informatiestromen mogelijk. Voor wie dit allemaal teveel lijkt op de middeleeuwse gilden, bedenk dat de grote Kathedralen ooit werden gebouwd door meester-metselaars, zonder noemenswaardige aanwijzingen van de staat, de markt, of zelfs van bouwtekeningen.