Ik had niet gedacht dat ik me ooit nog geroepen zou voelen de moderniteit te verdedigen. Er waren toch geen weldenkende mensen meer die bestreden dat het de taak van de overheid was democratie, wetenschappelijke kennis en gelijke kansen voor allen te bevorderen. Vanaf het prille en nogal elitaire rationalisme van de achttiende eeuw heeft de moderniteit zich met vallen en opstaan ontwikkeld tot een wereld omvattende ideologie. Liberalen, democraten en socialisten verschillen van mening over de rolverdeling tussen de overheid en het individu, maar niet over de onderliggende agenda van de moderniteit. Het voldoen aan die agenda is de maatstaf van beschaving geworden. Theocratie en stammenstrijd behoren tot het verleden.
De overwinning van de moderniteit was natuurlijk nooit volledig. Zo konden Nederlanders zich in superieure vrolijkheid wentelen om die achterlijke Amerikanen in Tennessee die in 1925 een biologieleraar voor de rechter sleepten wegens het onderwijzen van Darwin’s leer van de evolutie, omdat deze strijdig zou zijn met het scheppingsverhaal in de bijbel. Dat was het beroemde “Monkey trial”. Tot op de dag van vandaag heeft het Hoge Gerechtshof, in de Amerikaanse verhoudingen een instrument van de moderniteit, zich verzet tegen herhaalde pogingen van schooldistricten in Kansas en Alabama om creationism, of de nieuwe verpakking daarvan, intelligent design, in het publieke onderwijs te introduceren. Het blijft lachen om die Amerikanen.
Het lachen vergaat me als ik zie dat onze eigen minister van Onderwijs en Wetenschappen met ons belastinggeld een dialoog wil starten tussen aanhangers van de scheppingsgedachte en wetenschappers. “Ik geloof ook niet in toeval” staat op de website van de minister. Als ze niet in toeval gelooft, ben ik nieuwsgierig naar haar mening over algebra. Daar is ze misschien nog niet aan toegekomen. Maria van der Hoeven wil hier in Nederland de “Monkey dialogues” op gang brengen. De kritiekloze houding van alles-moet-kunnen wordt hiermee tot beleid verheven.
Een kritisch respect voor de empirie, voor feiten, is niet alleen de basis voor wetenschap en techniek, maar voor de verworvenheden van onze moderne samenleving op allerlei gebieden. Alles-moet-kunnen heeft bijvoorbeeld in de economie geleid tot het verheffen van de strategische visie van directeuren bij Ahold en Enron boven respect voor de feiten van credit en debet. Fraude en faillissementen waren het gevolg. Alles-moet-kunnen heeft in Nederland ook geleid tot het standpunt bij sommigen dat iedere groep recht heeft op zijn eigen achterlijkheid en dat daarom islamitische vrouwen niet beschermd hoeven te worden tegen ongelijkheid en misbruik.
Zeker, een dialoog tussen wetenschap en geloof past heel goed aan de borreltafel of in een dameskransje. Albert Einstein mag het gevoel hebben in de interactie tussen atomaire deeltjes de hand van een hoger wezen te ontwaren. Maar als actie van de minister van OCW is die dialoog een belediging voor iedere wetenschapper en een directe aanval op de verworvenheden van twee eeuwen beschaving. Als ik bovendien lees dat in Friesland in 2005 een biologieleraar wordt geschorst wegens het onderwijzen van de evolutietheorie, is hier geen sprake van een geïsoleerd incident. Nederland dreigt een Tennessee aan de Rijn te worden. Er is alle reden stelling te nemen tegen deze aanvallen op de verworvenheden van de moderniteit.