In eerste instantie heb ik Balkenende’s roep om een politiek debat over Normen & Waarden het voordeel van de twijfel gegeven. Maar in de eerste grote test van deze aanpak, grenzen stellen aan het gegraai van directeuren – ze noemen zichzelf liever topmensen – van recent geprivatiseerde publieke diensten, heeft deze aanpak pijnlijk gefaald. Regeren betekent duidelijke en afdoende maatregelen nemen tegen misstanden. Als er mensen met hun handen in de kas zitten, is het niet afdoende op te roepen tot een diepgaand maatschappelijk debat. Dan wil de burger dat er actie wordt ondernomen. “Naming and shaming”, de oplossing van onze premier, is dan niet genoeg. Iedereen weet nu dat ze Michiel Boersma en Ludo van Halderen heten, maar schaamte kennen ze klaarblijkelijk niet. De discussie over Normen & Waarden moet snel terug naar de zondagschool.
Het gaat niet om de morele aanvaardbaarheid van inkomensverschillen, maar om welbekende beginselen van bedrijfsorganisatie en governance. Vergeet de vergelijking met stervoetballers, popartiesten, auteurs van bestsellers, en echte ondernemers. Mijn zegen hebben ze. Maar de graaiende directeuren uit de schandaalrubrieken waar we het hier over hebben zijn uiteindelijk werknemers. Salary men heet dat in Japan. Bedrijfsorganisatorische principes dicteren dat directeurenwerknemers een wat hoger salaris verdienen dan het hoge middenkader, die op hun beurt, etc.. Dat is niet anders voor de gemeentereiniging dan voor Shell. Voor de hoogste functies is het aanbod veel groter dan de vraag. De concurrentie voor de hoogste banen is zo groot dat financiële prikkels daarbij nauwelijks een rol spelen. Beperkte, reële bedrijfseconomisch bonussen zijn een mogelijk additioneel middel. In zeer bijzondere gevallen moet door bedrijven in grote nood een internationale ster-directeur worden aangetrokken die door unieke kwaliteiten en ervaring een miljoenensalaris kan eisen. Bijvoorbeeld een Gerstner die na zijn successen bij Pepsi Cola het in grote nood verkerende IBM wist te redden, of een Moberg, die bezig is Ahold weer respectabel te maken. Het gaat er niet om of in andere landen de salarissen voor directeuren hoger zijn, maar of de Nederlandse wannabees, gesteund door een coterie van meelopers en PR-adviseurs die daarmee schermen, een reële kans hebben op zo’n functie. Het antwoord is nee.
Het gaat er niet om dat de nieuwbenoemde directeur van een middelmatig ziekenhuis of marginaal succesvol energiebedrijf zelf echt vindt dat hij vijf keer het jaarsalaris van de premier moet verdienen. Die vraag laat ik zonder veel hoop aan het debat over Normen & Waarden en de zondagschool in Capelle a/d IJssel.
Uiteindelijk gaat het om de reactie van de Raden van Commissarissen en de aandeelhoudersvergadering van geprivatiseerde bedrijven op de zelfverrijking van hun directeurenwerknemers. Dat is het systeem van governance dat machtsmisbruik moet verhinderen. De fout ligt niet bij de privatisering. Privatisering maakt juist in principe mogelijk op transparante wijze de verantwoordelijkheid voor bedrijfseconomische fouten boven tafel te krijgen en daaruit de personele consequenties te trekken. Dat is nu de taak van de regering. Schenkingen aan liefdadigheid, schermen met privacy, of verwijzingen naar een debat over Normen & Waarden vormen in deze gevallen slechts een rookgordijn.