De ondernemer in de file op weg naar zijn werk wordt sinds kort dagelijks getrakteerd op een reclamespotje van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) met het aanbod een gratis nummer te bellen voor advies over het invoeren van computertechnologie in zijn bedrijf. Want, “Nederland gaat digitaal”. Dit wordt geïllustreerd met een dialoogje tussen managers van een bedrijf over een order uit 1994 die nog op behandeling ligt te wachten. De boodschap lijkt te zijn dat ondernemers onnozel zijn, maar dat dankzij remedial teacher minister Jorritsma alles nog goed kan komen. Mijn gevoel bij dit spotje is dat tussen de in gang gezette, nog onvoltooide heroriëntatie van het ministerie en de wezenloze humor van een reclamebureau iets goed fout is gegaan.
Ooit was EZ onder leiding van Winsemius Sr. en Kohnstamm het ministerie van de succesvolle naoorlogse herindustrialisatie. Maar economische tijden veranderden, zodat vanaf de jaren zeventig het ministerie werd gedwongen in de rol van regisseur van bedrijfstakgewijze herstructurering. Lubbers bedacht daarvoor het mooie eufemisme “selectieve groei”. Bedrijven in nood konden aankloppen voor financiële steun in ruil voor een stukje zelfstandigheid. Die rol van regisseur van het bedrijfsleven is nooit erg succesvol geweest. De meest spectaculaire missers waren de bemoeienis van de overheid met de kolengravers van het RSV concern en met de overname van Fokker door DASA. Overheidsfalen, oordeelden economen. Dit soort steun aan individuele bedrijven is tegenwoordig nagenoeg uitgesloten, niet alleen door nieuwe economische inzichten, maar ook door internationale verdragen. EZ werd steeds meer het ministerie van risicoloze, generieke technologiesubsidies. Niet langer als regisseur, maar als onbegrepen hoofdonderwijzer bleef het ministerie ondernemers er op wijzen dat ze minder besteedden aan R&D dan goed voor ze was.
De economische tijden zijn alweer veranderd. Zodanig zelfs dat in Den Haag, eerst in proefballonnetjes en nu ook in door het kabinet gepubliceerde beleidsverkenningen, gesproken wordt over een algehele heroriëntatie op de rol van de ministeries. Het Financieele Dagblad van 19 september heeft het in een lezenswaardige achtergrondanalyse bij de miljoenennota over de “kanteling van de overheid”. Dit kan de inhoudelijke basis vormen voor een derde paars kabinet. De nieuwe economische tijden zijn er de oorzaak van dat alle aanbiedermarkten veranderen in vragermarkten. De klant met vrije keuze dwingt vanzelf verbetering van kwaliteit af. Dit geldt ook voor sectoren zoals het hoger onderwijs en de gezondheidszorg. Daarom moet ook de overheid zich klantgericht organiseren. Dat is revolutionair. De echte klant van het ministerie van Landbouw is niet de boer maar de voedselconsument. De klant van het ministerie van Onderwijs is niet de universiteit maar de student.
Economische Zaken moet zich in deze visie niet langer opstellen als aanlegsteiger voor bedrijven, maar als voorvechter van de klanten van bedrijven door het bevorderen van concurrentie in alle sectoren van de economie. Voormalig minister Winsemius pleit voor deze nieuwe rol in een recent rapport in het kader van de heroriëntatie van het ministerie. Als zijn adviezen niet worden opgevat als een voortzetting van kale privatisering – zoals te vaak is voorgekomen in de afgelopen periode – maar als een oproep tot actief marktmeesterschap, betekent dit een belangrijke strategische rol voor EZ in de toekomst. De rol van actieve marktmeester is realistischer dan die van regisseur en interessanter dan die van hoofdonderwijzer of remedial teacher. Volgens sommigen is dit zodanig in strijd met gevestigde politieke en bureaucratische tradities, dat het gedoemd is te mislukken. Mij lijkt het dat er geen andere weg is. Maar luisterend naar de radiospotjes van het ministerie bekruipt me soms de twijfel.